Geschiedenis van de kapel

Het Sint-Andriesklooster was een klooster voor vrouwelijke religieuzen in de Nederlandse stad Maastricht. Van het in 1796 opgeheven klooster is alleen de kloosterkapel en een restant van een kloostervleugel over. De laatgotische dubbelkapel uit het derde kwart van de 14e eeuw werd in de 15e eeuw uitgebreid. Vanaf 1918 is het gebouw niet langer in gebruik als kerk en vervult het diverse andere functies. Sinds 1966 is het een rijksmonument.

Ligging

De huidige Sint-Andrieskapel ligt enigszins verscholen tussen bebouwing en achter fabrieksmuren en is niet vrij toegangelijk. De voormalige kloosterkapel ligt aan de straat Achter de Barakken in het noordelijke deel van het Statenkwartier. Ze ligt aan de zuidzijde van het voormalige fabrieksterrein van de Koninklijke Sphinx, een gebied dat na jarenlange verwaarlozing thans herontwikkeld wordt. Achter de kerk ligt de oudst bekende Joodse begraafplaats van Maastricht, die vanaf eind 18e eeuw tot 1821 in gebruik was. De graven zijn waarschijnlijk nog onder het plaveisel van het fabrieksterrein aanwezig.

Verloop door de jaren

Het klooster van Sint-Andries was een vrouwenklooster dat waarschijnlijk in de 14e eeuw werd gesticht in een deel van de stad dat pas vanaf het midden van de 14e eeuw ommuurd werd. Waarschijnlijk betrof het aanvankelijk een convent van begijnen, een eeuw later omgezet in een klooster van tertiarissen van Sint-Franciscus met een reguliere kloosterregel. In 1376 preekte er al een franciscaner pater in de kapel, maar waarschijnlijk vond de omzetting van begijnenconvent naar franciscanessenklooster pas omstreeks 1439 plaats. In dat jaar werd het klooster onttrokken aan de invloedssfeer van de Sint-Matthiasparochie en kwam onder de jurisdictie van het kapittel van Sint-Servaas. Een nabijgelegen straat werd al vroeg als Maagdendries aangeduid, verwijzend naar de onbebouwde grond bij de begijnen/zusters.

Nadat de 14e-eeuwse kerk met twee traveeën was uitgebreid, werd de kerk in 1471 door prins-bisschop Lodewijk van Bourbon opnieuw ingewijd. Zijn opvolger als prins-bisschop van Luik, Johan van Horne, liet zich in 1485, twee jaar na zijn bisschopswijding, tot priester wijden in de Sint-Andrieskerk. Rond 1500 telde het klooster ongeveer 40 kloosterlingen, maar dat aantal werd daarna niet meer gehaald. Uit de periode 1470-1525 zijn een twaalftal handschriften bewaard gebleven, op één na allemaal in het Middelnederlands, waaruit blijkt dat het klooster een rol speelde bij de religieuze opleving van die periode. Dat de kerk niet uitsluitend door de zusters gebruikt werd, blijkt behalve uit de aanwezigheid van een boven- en benedenkerk ook uit het feit dat in de 17e eeuw de wijbisschop van Luik, Joannes Antonius Blavier, diverse malen het vormsel kwam toedienen in de kerk.

In 1696 werden de huidige steunberen aangebracht en kreeg de kerk een overwelfde grafkelder. Rond 1780 werd de kerk na oorlogsschade opnieuw hersteld. In de Franse tijd werd het klooster opgeheven en de goederen genationaliseerd (1797). Het klooster telde toen nog maar negen leden. De kerk werd ingericht als magazijn. Rond 1820 werden kerk en klooster verbouwd tot gevangenis, waarbij een kloostervleugel werd afgebroken, de indeling van de kerk werd gewijzigd, de kelder werd volgestort, een nieuwe deuropening in de westmuur werd gemaakt en de gotische ramen werden vervangen door rechthoekige, getraliede vensters.

In 1893 werd de kerk verbouwd en ingericht als hulpkerk van de Sint-Matthiasparochie met als kerkpatroon de heilige Jozef. Bij de verbouwing werd aan de westzijde een ingangsportaal toegevoegd en aan de oostzijde een sacristie. Op 16 september 1896 werd de Sint-Jozefkerk door de bisschop van Roermond Franciscus Boermans ingewijd. Naast de kerk werd in 1904 een kleuterschool en lagere school in gebruik genomen voor 600 kinderen, vanaf 1906 tot begin jaren 60 bestierd door de Zusters van het Arme Kind Jezus, die vlakbij in de Refugie van Hocht in de Boschstraat hun klooster hadden. Daarna was begin jaren 70 de Toneelacademie Maastricht korte tijd in de schoolgebouwen gevestigd.

In 1918 werd de Sint-Jozefparochie afgescheiden van de Sint-Matthiasparochie en kerkte daarna in de voormalige Augustijnenkerk. De kerk bleef echter nog tot omstreeks 1940 dienstdoen als kinderkerk. Een aantal heiligenbeelden verhuisden van de Sint-Andrieskapel naar de kerk van Sint-Pieter boven. Een 18e-eeuwse sacristiekast kwam later in de Sint-Servaaskerk terecht. Vanaf de jaren 1950 werd de kerk als atelierruimte voor kunstenaars gebruikt. Zo maakte Charles Eyck er in 1951 het gipsmodel voor het bevrijdingsmonument op het Koningsplein. Later gebruikten Piet Killaars en Frans Gast de ruimte. In 1957 was de kerk dermate vervallen dat er een sloopvergunning werd afgegeven. In 1960 pleitte prof. J.J.M. Timmers in het blad van de Bond Heemschut voor behoud en restauratie van de gotische kerk.

In 1966 werd de kerk op de monumentenlijst geplaatst. Een ingrijpende restauratie vond plaats van 1982 tot 1984, waarna het gebouw dienstdeed als archiefbewaarplaats van het Sociaal Historisch Centrum voor Limburg. Begin 2016 verhuisde dit archief naar het Regionaal Historisch Centrum Limburg in het Jekerkwartier. De kerk werd verworven door de ontwerper René Holten, die er een atelierwoning en galerie in vestigde. In overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed werd het gebouw opnieuw gerestaureerd en heringericht, waarbij onder andere enkele dichtgemetselde ramen werden geopend.

Exterieur kerk en kloostervleugel

De Sint-Andrieskerk is een eenbeukige kerk van zes traveeën met een driezijdig gesloten koor. De kerk is opgetrokken uit mergelsteen op een plint van Naamse steen. De steunberen rondom het koor zijn aan de bovenkant versierd met Andreaskruisen. In de westgevel bevinden zich twee kleine spitsboogvensters; alle overige ramen zijn rechthoekig. De dakpannen op het zadeldak zijn bij de laatste restauratie vervangen door leien.

Tegen de zuidzijde bevindt zich nog een vrijwel onherkenbaar restant van een kloostervleugel uit de 18e eeuw met een segmentboogingang en -vensters in hardsteen. De andere vleugel werd in 1820 afgebroken, maar de kelders zouden zich nog onder het terrein bevinden.

Kerkinterieur

De Sint-Andrieskapel was oorspronkelijk een dubbelkapel. In het interieur waren de vier meest westelijke traveeën door een tussenvloer verdeeld in twee verdiepingen, waardoor de zusters gescheiden van het kerkvolk van bovenaf de mis konden volgen. Deze tussenvloer werd door kruisribgewelven gedragen, die gesteund werd door vijf in de lengterichting van de kerk geplaatste zuilen. Bij de restauratie van 1982-’84 zijn sporen van de tussenvloer weer zichtbaar gemaakt. Ook werd het houten tongewelf gereconstrueerd en zijn restanten van muurschilderingen gerestaureerd.

Overig erfgoed

Van de in het klooster vervaardigde handschriften zijn er diverse bewaard gebleven in bibliotheken in binnen- en buitenland. In de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag bevinden zich onder andere een handschrift van de Limburgse Sermoenen uit omstreeks 1300, een collectie religieuze astrologische en rekenkundige teksten uit de vroege 16e eeuw en een Nederrijns paasspel In de Universiteitsbibliotheek Leiden bevindt zich eveneens een vroeg-16e-eeuws manuscript met devotionele teksten en gebeden. In de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam bevindt zich een manuscript uit 1481/1498 met werken van Hendrik Seuse en Jan van Ruusbroec, en een aantal heiligenlevens in het Middelhoogduits, Ripuarisch en Middelnederlands. In de collectie van het Maastrichtse Gemeentearchief (thans Centre Céramique) bevindt zich een gebedenboek dat waarschijnlijk in 1515 tot stand is gekomen. Wellicht heeft het boek het klooster nooit verlaten: de annotaties op het schutblad zijn in het hetzelfde handschrift als het manuscript zelf.

Bron: Wikipedia

Meer informatie

Maastricht